Hier zijn een aantal Italiaanse uitdrukkingen voor gesprekken met mensen die u al kent.
Vragen hoe het met iemand gaat
Come stai? | Hoe gaat het met je? (bekend) |
Come sta? | Hoe gaat het met je? (beleefd) |
Come va? | Hoe gaat het? |
Come va la vita? | Hoe staat het er mee? |
Come vanno le cose? | Hoe staat het er mee? |
Sto bene, grazie | Alles goed, dank je |
Tutto ok, grazie | Het gaat oké, dank je |
Non c’è male, grazie | Prima, dank je |
Tutto a posto, grazie | Alles goed, dank je |
Non molto bene | Niet zo goed |
e tu? of e a te? | En met jou? |
Vragen wat iemand doet of heeft gedaan
Cosa fai? | Wat ben je van plan? (bekend) |
Che cosa hai fatto ultimamente? | Wat heb je gedaan de laatste tijd? (bekend) |
Ho lavorato molto | Veel aan het werk |
Ho studiato molto | Veel aan de studie |
Sono stato molto occupato | Ik heb het erg druk gehad (gezegd door een man) |
Sono stato molto occupata | Ik heb het erg druk gehad (gezegd door een vrouw) |
Sempre le solite cose | Hetzelfde als altijd |
Non molto | Niet veel |
Sono appena tornato … | Ik ben net terug van … (gezegd door een man) |
dal Portogallo | Portugal |
Sono appena tornata … | Ik ben net terug van … (gezegd door een vrouw) |
dalla Germania | |
Vragen waar iemand is
Dove sei? | Waar ben je? (bekend) |
Sono … | Ik ben … |
a casa | thuis |
al lavoro | op het werk |
in città | in de stad |
in campagna | op het platteland |
in negozio | in de winkel |
sul treno | in de trein |
da Mauro | bij Mauro |
Naar iemands plannen vragen
Hai dei programmi per questa estate? | Heb je plannen voor de zomer? (bekend) |
Cosa fai a …? | Wat ga je doen met …? (bekend) |
Pasqua | Pasen |
capodanno | Oud en Nieuw |
Natale | Kerst |