Hier zijn een aantal Deense uitdrukkingen voor gesprekken met mensen die u al kent.
Vragen hoe het met iemand gaat
Hvordan har du det? | Hoe gaat het met je? |
Hvordan går det? | Hoe gaat het? |
Hvad så? | Hoe gaat het met je? |
Hvordan står det til? | Hoe staat het er mee? |
Jeg har det fint, tak | Alles goed, dank je |
Jeg er ok, tak | Het gaat oké, dank je |
Ikke så dårligt, tak | Prima, dank je |
Ok, tak | Alles goed, dank je |
Ikke så godt | Niet zo goed |
Hvad med dig? | Hoe gaat het met jou? |
Og dig? | En met jou? |
Vragen wat iemand doet of heeft gedaan
Hvad går du og laver? | Wat ben je van plan? |
Hvad har du gået og lavet? | Wat heb je gedaan de laatste tijd? |
Arbejdet meget | Veel aan het werk |
Studeret meget | Veel aan de studie |
Jeg har haft meget travlt | Ik heb het erg druk gehad |
Det samme som altid | Hetzelfde als altijd |
Ikke så meget | Niet veel |
Jeg er lige kommet hjem fra … | Ik ben net terug van … |
Portugal | Portugal |
Vragen waar iemand is
Jeg er … | Ik ben … |
hjemme | thuis |
på arbejde | op het werk |
i byen | in de stad |
på landet | op het platteland |
på indkøb | in de winkel |
i toget | in de trein |
hos Kasper | bij Kasper |
Naar iemands plannen vragen
Har du nogle sommerferieplaner? | Heb je plannen voor de zomer? |
Hvad skal du til …? | Wat ga je doen met …? |
jul | Kerst |
nytår | Oud en Nieuw |
påske | Pasen |